Korte toelichting twee uitspraken over klachtplicht bij ontdekken gebreken, art. 6:89 BW en art. 7:23 BW

Uit art. 7:23 BW en art. 6:89 BW volgt dat een aanspraak op schade/herstel bij non-conformiteit kan verliezen als er niet binnen bekwame tijd wordt geklaagd (klachtplicht) nadat aflevering heeft plaatsgevonden/de koop heeft plaatsgevonden. Dit artikel vormt een bescherming voor de wederpartij die anders na lange tijd met klachten kan worden geconfronteerd, terwijl dan nog moeilijk aan te tonen kan zijn of er daadwerkelijk sprake is van non-conformiteit. Bij art. 7:23 BW gaat het om de klachtplicht bij een koopovereenkomst (ook consumenten) en bij art. 6:89 BW gaat het over de klachtplicht bij andere verbintenissen. In beide gevallen dient de klacht binnen bekwame tijd te worden gedaan.

Belangrijk is dat niet ambtshalve wordt getoetst door de rechter. Er moet dus door de desbetreffende partij een beroep op het schenden van de klachtplicht worden gedaan. In onderstaande zaken deed de wederpartij een beroep op schending van de klachtplicht. Opmerkelijk is dat in beide gevallen pas relatief laat geklaagd is en dat er in de tussentijd verbouwingen en/of destructief onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat laatste houdt in dat in die gevallen mogelijk niet meer goed kan worden vastgesteld hoe de situatie oorspronkelijk was en/of wat voor invloed dat heeft op de beoordeling.

Bij de beoordeling of de klacht tijdig is gedaan zullen de omstandigheden van het geval meespelen. Wat in de ene situatie tijdig is, kan in de andere situatie te laat zijn. Daarbij speelt ook mee of er deskundige kennis en/of onderzoek noodzakelijk is om goed van de gebreken op de hoogte te raken.

In zaak 1 ging het over een gebreken in de prestatie en zat er 3.5 jaar tussen de uitgevoerde prestatie en de melding, terwijl de gebreken al eerder bekend waren.
In zaak 2 kwam eiser in december 2021, 7 maanden na de koop (in juni 2021)  in kennis van (mogelijke) gebreken. Ook had eiser aangekondigd daarna deskundig onderzoek te laten uitvoeren. Pas in november 2022 heeft eiser dat deskundige onderzoek laten plaatsvinden, waarna in december 2022 daadwerkelijk is geklaagd. Er is dus pas een jaar na kennisname van de mogelijke gebreken geklaagd. Daar komt nog bij dat eiser in de tussentijd veel ingrijpende werkzaamheden aan de woning had laten uitvoeren. Van eiser had een voortvarender onderzoek en klacht mogen worden verwacht. In beide zaken was niet tijdig voldaan aan de klachtplicht en werden de vorderingen dan ook afgewezen, met een proceskostenveroordeling tot gevolg.

Gegevens uitspraken

#1
Referentie
: ECLI:NL:RBZWB:2024:4555
Rechtbank: Rechtbank Zeeland West-Brabant
Zaaknummer: C/02/411062 / HA ZA 23-347(E)
Datum: 03-07-2024
Relevante wetgeving: art. 6:89 BW
Rechtsoverwegingen #1: 4.2, 4.3, 4,4
Lees de uitspraak op rechtspraak.nl

#2
Referentie: ECLI:NL:RBNHO:2024:6639
Rechtbank: Rechtbank Noord-Holland
Zaaknummer: C/15/346702 / HA ZA 23-663
Datum: 03-07-2024
Lees de uitspraak op rechtspraak.nl
Onderwerp
: klachtplicht, oplevering
Relevante wetgeving: art. 7:23 BW
Rechtsoverwegingen #2: 4.5 t/m 4.8

 

Rechtsoverwegingen klachtplicht uitspraak, art. 6:89 BW #1

4.2
De klachtplicht van artikel 6:89 BW houdt in dat de schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen als hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt (of redelijkerwijze had moeten ontdekken) bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. Bij de beantwoording van de vraag of is voldaan aan deze plicht moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de rechtsverhouding, de aard en inhoud van de prestatie en de aard van het gestelde gebrek in de prestatie. Verder is van belang of de schuldenaar nadeel lijdt door het late tijdstip waarop de schuldeiser heeft geklaagd. In dit verband dient de rechter rekening te houden met enerzijds het voor de schuldeiser ingrijpende rechtsgevolg van het laat protesteren (te weten het verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming) en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar is geschaad door het late tijdstip waarop het protest is gedaan, zoals een benadeling in zijn bewijspositie of een aantasting van zijn mogelijkheden de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken (ECLI:NL:HR:2013:BY4600, r.o. 4.2.5. en 4.2.6.). In dit kader wordt als volgt overwogen.

4.3.Tussen partijen is niet in geschil dat de eerste melding over het gebrek in de prestatie waarop dit geschil betrekking heeft, dateert van 8 juni 2021 middels de brief waarbij [eisers] [gedaagden] aansprakelijk stelt. Dit is ruim 3,5 jaar nadat door [eisers] de gebreken aan het dak waren geconstateerd (in het najaar van 2017). Gedurende die periode heeft [eisers] [gedaagden] nooit een verwijt gemaakt betreffende de aankoopkeuring. [gedaagden] is door [eisers] niet betrokken in de procedure die hij heeft aangespannen tegen de verkopers van de woning en ook niet bij de daaraan voorafgaande en in het kader van die procedure uitgevoerde onderzoeken.

4.4.

De rechtbank is van oordeel dat [eisers] op basis van het bovenstaande haar klachtplicht heeft geschonden. Zij overweegt daartoe dat voor zover al uit de onderzoeken door Wooninspectie Zeeland en deskundige [naam] blijkt dat de keuring door [gedaagden] gebrekkig zou zijn geweest, niet valt in te zien waarom [eisers] daarover pas op 8 juni 2021, ruim 3 respectievelijk 2 jaar later, bij [gedaagden] heeft geklaagd.

Rechtsoverwegingen klachtplicht uitspraak, art. 7:23 BW #2

4.5
In art. 7:23 BW (Burgerlijk Wetboek) is bepaald dat een koper er geen beroep meer op kan doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, hierover heeft geïnformeerd. De vorderingsrechten van de koper komen daarmee te vervallen. De vraag of binnen bekwame tijd is geklaagd moet worden beantwoord aan de hand van alle relevante omstandigheden, waaronder de vraag of –in dit geval- [gedaagden] nadeel lijdt door de lengte van de in acht genomen klachttermijn. Hierbij is de ratio van het wetsartikel van belang, namelijk de bescherming van de verkoper, [gedaagden], tegen late en (nog) moeilijk te betwisten klachten.

4.6.[eiser] heeft op zitting desgevraagd bevestigd dat zijn algemene mededeling over lekkages in december 2021 (zie overweging 2.4) niet een klacht met betrekking tot de lekkage in het zwembad betrof. [eiser] heeft destijds aangekondigd nader onderzoek te zullen laten verrichten. [eiser] heeft vervolgens niets meer laten horen en heeft pas een jaar later bij brief van zijn advocaat van 8 december 2022 geklaagd over een lekkage aan het zwembad. Dit is ruim een jaar en zeven maanden na de (feitelijke) overdracht van de woning. Naar het oordeel van de rechtbank is dit te laat.

4.7.Bij de beantwoording van de vraag of [eiser] binnen bekwame tijd heeft geklaagd, is van belang op welk moment [eiser] het gebrek heeft ontdekt, althans redelijkerwijs had behoren te ontdekken. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de lekkage in het zwembad al voor de overdracht aanwezig was en (voor [gedaagden]) zichtbaar moet zijn geweest. Hiervan uitgaande zou dat betekenen dat (ook) [eiser] al kort na de (feitelijke) overdracht het gebrek had behoren te ontdekken. In dat geval zou de klachttermijn al kort na de overdracht zijn aangevangen. Wat daar ook van zij, vast staat dat [eiser] in december 2021 (zeven maanden na feitelijke oplevering) geconfronteerd werd met lekkageproblemen in de woning en heeft aangekondigd daarnaar nader onderzoek te zullen doen. Indien [eiser] dit onderzoek, zoals van hem mocht worden verwacht, met de nodige voortvarendheid uit had laten voeren, dan had hij het gestelde gebrek begin 2022 ontdekt, althans redelijkerwijs behoren te ontdekken. [eiser] heeft echter het eerder aangekondigde onderzoek pas in november 2022, bijna een jaar later, laten uitvoeren en heeft vervolgens eerst in december 2022 over het gestelde gebrek aan het zwembad geklaagd. In de tussentijd had [eiser] wel veel ingrijpende werkzaamheden in en rondom het huis uitgevoerd en/of laten uitvoeren, waaronder het:

  • Verwijderen van alle oude hagen en bomen rondom de woning;

    Aanleggen van een nieuwe houten steiger

  • Uitgraven en vergroten van de eigen haven;
  • Heien of trillen van stalen damwanden voor de eigen haven;
  • Slopen van circa 30 m2 tegelvloer (grote tegels 60×60) van terras;
  • Verwijderen van bestaande buitenvloeren;
  • Aanbrengen van betonnen palen voor een nieuwe afscheiding;
  • Slopen van wanden in de voormalig werkkamer/bibliotheek;
  • Slopen van de badkamer/toilet bij de voormalig werkkamer;
  • Plaatsen van nieuwe wanden;
  • Weghakken van tegels in de badkamer;
  • Slopen van badkamervoorzieningen;
  • Bouwen van een nieuwe badkamer/sauna;
  • Slopen van de tegelvloer op de benedenetage en het aanleggen nieuwe vloer; en
  • Weghalen van de liner (zwembadzeil) en keramische tegels in het zwembad.
4.8.Gelet op de aard en omvang van voornoemde werkzaamheden is niet (meer) uit te sluiten dat de werkzaamheden die tussentijds hebben plaatsgevonden de lekkage aan het zwembad (mede) veroorzaakt hebben. De door [gedaagden] ingeschakelde deskundige heeft dit als zodanig ook verklaard (zie: overweging 2.12). Door pas na die werkzaamheden in november 2022 het benodigde onderzoek te laten uitvoeren en eerst in december 2022 over het gebrek te klagen, is de bewijspositie van [gedaagden] ernstig bemoeilijkt. Deze omstandigheid levert een substantieel nadeel op voor [gedaagden] De opmerking van [eiser] dat hij eerst alles zelf wilde oplossen en [gedaagden] hier niet mee wilde lastig vallen, kan hem in de gegeven omstandigheden dan ook niet baten.