Korte toelichting uitspraak waarheidsplicht art. 21 Rv

Op grond van art. 21 Rv dienen partijen verplicht alle van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Dit zodat de rechter op grond van de relevante omstandigheden van het geval kan oordelen. Wanneer niet aan deze verplichting wordt voldaan kan de rechter zelf een gevolgtrekking maken, die hem/haar het meest geraden acht. In deze zaak werd een repeat player (een sportschool die veel vaker zaken aanbracht bij deze rechtbank) hard afgestraft.

De rechter constateert namelijk tamelijk uitgebreid, dat hoe diepgaander de rechter aan ambtshalve toetsing van consumentenrechten ging doen, hoe minder informatie de eiser in zaken ging verschaffen. En dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Het ging zelfs zo ver dat de eiser informatie in de dagvaarding vermeldde, die afweek van hoe eiser in de praktijk handelde. Toen ook dat niet leek te werken ging de eiser weer een stap verder en werd specifieke informatie uit de producties weggelakt. Zo constateert de rechter:

“De eisende partij heeft daarop haar handelwijze wederom aangepast, in die zin dat zij sinds kort in de bijlagen bij de dagvaarding de verwijzingen naar de eerder verstuurde aanmaningsbrieven (waarnaar eerder werd verwezen met de vermelding “reminder cost”) heeft weggelakt. De kantonrechter voegt daar voor de volledigheid aan toe dat alleen de verwijzingen naar de betreffende brieven zijn weggelakt, de kosten die de eisende partij in verband met die aanmaningsbrieven in rekening heeft gebracht, zijn nog steeds herleidbaar uit de bijlagen bij de dagvaarding over de opbouw van de achterstanden.”

Ik denk dat de rechter hier geheel terecht de vorderingen heeft afgewezen. Er is sprake van een partij die bewust de rechter probeert te misleiden om vorderingen toegewezen te krijgen. Omdat het om een verstekzaak ging en de gedaagde partij niet op was komen dagen was de proceskostenveroordeling echter op 0 euro gesteld. Ik vraag me af of dat de eiser ervan zal weerhouden. Maar natuurlijk staat deze partij inmiddels bekend bij de rechtbank en zullen zaken van deze partij met extra aandacht worden behandeld/afgewezen. Dit is een vorm van bekendheid, waar je als repeat player niet blij mee zou moeten zijn.

Gegevens uitspraak art. 21 Rv waarheidsplicht

Referentie: ECLI:NL:RBMNE:2024:3864
Rechtbank: Rechtbank Midden-Nederland
Zaaknummer:11091356 MC EXPL 24-2961
Datum: 19-06-2024
Onderwerp: ambtshalve toetsing, art. 21 Rv, waarheidsplicht, volledigheidsplicht
Relevante wetgeving: art. 21 Rv
Rechtsoverwegingen: 3.7 t/m 3.12

Lees de uitspraak op rechtspraak.nl

Rechtsoverwegingen waarheidsplicht

3.7.In reactie daarop is de eisende partij in volgende dagvaardingen uitdrukkelijk gaan stellen dat consumenten gedurende de volledige looptijd van hun overeenkomst toegang houden tot de sportfaciliteiten, ook in geval van een eventuele betalingsachterstand. Uit in het geding gebrachte aanmaningsbrieven bleek echter dat de eisende partij de overeenkomsten in geval van betalingsachterstanden wel degelijk voortijdig beëindigde, althans suggereerde dat zij vanwege de ontstane achterstand geen toegang verleende tot de sportfaciliteiten, waarmee de overeenkomst feitelijk ophield te bestaan.

3.8.In nog recentere dagvaardingen is de eisende partij opgehouden met het in het geding brengen van de aanmaningsbrieven waaruit bleek dat zij in de praktijk anders handelde dan zij in haar dagvaardingen stelde. In plaats daarvan ging de eisende partij in procedures over onbetaalde abonnementsgelden andere aanmaningsbrieven bij haar dagvaarding voegen, namelijk brieven die rond de overeengekomen einddatum van de betreffende overeenkomsten waren verzonden door de gemachtigde van de eisende partij. Uit andere bijlagen bij de dagvaarding, waarin inzichtelijk werd gemaakt hoe de achterstanden waren opgebouwd, kon echter worden afgeleid dat de eisende partij steeds al snel na het ontstaan van een betalingsachterstand zelf ook al twee aanmaningsbrieven had verstuurd, die in de betreffende bijlagen werden opgevoerd als “reminder cost”. Voor de eerste “reminder cost”-brief werd steeds € 7,50 in rekening gebracht, voor de tweede € 32,50. De kantonrechter vermoedde dat de hiervoor beschreven praktijk, waarin overeenkomsten van consumenten met een betalingsachterstand in aanmaningsbrieven werden beëindigd, of waarin die suggestie werd gewekt, onverminderd werd voortgezet.

3.9.Omdat de “reminder cost”-brieven niet meer in het geding werden gebracht kon de kantonrechter niet vaststellen dat zijn vermoeden onjuist was en daarom is hij het er in aan hem voorgelegde procedures voor gaan houden dat de eisende partij de betreffende overeenkomsten daadwerkelijk tussentijds had beëindigd. Als gevolg daarvan werd alstoen steeds het grootste deel van de vordering, het deel dat geacht werd te zijn gebaseerd op het onredelijk bezwarend geoordeelde en vernietigde beding in artikel 5g van de algemene voorwaarden, afgewezen.

3.10.De eisende partij heeft daarop haar handelwijze wederom aangepast, in die zin dat zij sinds kort in de bijlagen bij de dagvaarding de verwijzingen naar de eerder verstuurde aanmaningsbrieven (waarnaar eerder werd verwezen met de vermelding “reminder cost”) heeft weggelakt. De kantonrechter voegt daar voor de volledigheid aan toe dat alleen de verwijzingen naar de betreffende brieven zijn weggelakt, de kosten die de eisende partij in verband met die aanmaningsbrieven in rekening heeft gebracht, zijn nog steeds herleidbaar uit de bijlagen bij de dagvaarding over de opbouw van de achterstanden.

3.11.Als gezegd moet de eisende partij in iedere procedure voldoende feiten en omstandigheden stellen, en ter onderbouwing daarvan relevante bijlagen bij de dagvaarding voegen, om de kantonrechter in staat te stellen te beoordelen of de toepasselijke consumentenbeschermende bepalingen zijn nageleefd en of de vordering toewijsbaar is. Zo niet, dan moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden.

3.12.De kantonrechter constateert in de nu ter beoordeling voorliggende procedure dat de eisende partij in strijd met artikel 21 Rv niet alle van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoert en dat zij, al dan niet bewust, relevante informatie achterwege laat. Daar moet de kantonrechter consequenties aan verbinden. Hij acht, mede gelet op de beschreven voorgeschiedenis, afwijzing van de vordering de passende sanctie.